“Groei of ontgroeiing?” Dat is de verkeerde vraag
Groei of Ontgroeiing
Sinds de publicatie van de Grenzen aan de groei studie zijn er twee kampen binnen de duurzaamheidsbeweging: het “Groei”-kamp en het “Ontgroei”-kamp, die het niet eens zijn over de vraag of de economie moet blijven groeien of krimpen. Het groeikamp (inclusief cijfers als Barbara Baarsma en Diederik Samsom) ziet economische groei als een noodzaak voor de overgang naar een duurzame economie. Innovatie vormt in deze visie vaak een van de bouwstenen voor een duurzame toekomst. “Ontgroeiers” zijn vooral van mening dat de innovaties niet voldoende zijn om de negatieve gevolgen van economische groei te compenseren en dat we niet snel genoeg op weg zijn naar een duurzame economie. Zij beweren dat de veranderingen die nodig zijn om de samenleving duurzaam te maken, onverenigbaar zijn met economische groei. Onder hen zijn organisaties zoals de Europees Milieubureau. Naar onze mening is de vraag “Groei of Ontgroei” de verkeerde vraag. Het is beter om “a-groei”: groei agnostisch. Dit betekent dat economische groei je keuzes niet beïnvloedt. Hieronder leggen we uit waarom we denken dat dit het geval is.
Ecologie: Tot hier en niet verder
Waar zowel ‘groeiers’ als ‘ontgroeiers’ het over eens zijn, is dat de economie duurzamer moet worden. We moeten ons houden aan de planetaire grenzen, zoals vastgesteld door het Stockholm Resilience Centre. Dit zijn de grenzen waarbinnen de aarde stabiel kan functioneren. De huidige economie ondermijnt de veerkracht van onze planeet door deze grenzen te overschrijden. We hebben al meerdere grenzen overschreden, waaronder de meest cruciale met betrekking tot klimaatverandering, nieuwe entiteiten en de integriteit van de biosfeer (de andere grenzen zijn met deze drie verbonden). Deze visuele voorstelling roept op tot krimpen, tenminste als we ons systeem niet veranderen. Maar, zoals Johan Rockström, een van de grondleggers van het model, zegt: “Binnen de grenzen is er ruimte voor groei, maar deze groei vereist een evenwichtigere benadering.”
Casus: De nieuwe economie
De ruimte waar Johan Rockström naar verwijst, zou gevuld kunnen worden door een circulaire economie. Deze circulaire economie wordt prachtig gevisualiseerd door de Ellen MacArthur Stichting in de vorm van het “vlindermodel”. In dit model wordt de circulaire economie beschreven aan de hand van twee hoofdstromen. Aan de linkerkant van het model bevinden zich de biologische hulpbronnen (hernieuwbare energiebronnen) en aan de rechterkant de technische hulpbronnen (eindige hulpbronnen zoals metalen). Om deze circulaire economie binnen de grenzen te houden, moeten er verschillende criteria aan het model worden toegevoegd:
- Voorkomen dat potentieel gevaarlijke stoffen in de economie terechtkomen (zoals PFAS).
- Afvalpreventie – lekkages en negatieve externe effecten volledig voorkomen.
- Overgang van de rechterkant (eindige materialen) naar 100% hernieuwbaar, gebaseerd op hernieuwbare energie.
- De linkerkant richt zich op het optimaliseren van het functioneren van de natuur, met een gezonde koolstof (C), fosfor (P), stikstof (N) en water (H2O) cyclus, en het behouden van voldoende biodiversiteit om veerkrachtig te blijven. Kunstmatige toevoegingen moeten hierbij beperkt blijven.
De economie aan de rechterkant van het model wordt beperkt door de materialen die we kunnen winnen en de beschikbare energie. Aan de linkerkant kan de groei doorgaan zolang de natuurlijke cycli in evenwicht zijn en de door de zon geleverde energie kan worden benut.
Conclusie: Word Groei Agnostisch!
Zelfs als we ons een nieuwe economie voorstellen gebaseerd op de planetaire grenzen, kunnen we nog steeds niet bepalen of we moeten krimpen of blijven groeien. Dus als we weten dat 1) de huidige economie een grote revisie nodig heeft om binnen de grenzen te passen en 2) we het groeipotentieel niet kennen, is het veel waardevoller om groei agnostisch te worden. Een goed voorbeeld hiervan is de boeren op Schiermonnikoog boeren op Schiermonnikoog, een Nederlands eiland. Uit ecologische overwegingen moest één boerderij verdwijnen. In plaats van erom te vechten, gingen de boeren collectief op zoek naar een geschikt duurzaam model, wat leidde tot het ontstaan van nieuwe takken en bedrijfsmodellen (zoals kaasproductie). De levensvatbaarheid van de boeren, de ecologie en de eilandgemeenschap stonden centraal bij het vinden van een oplossing. Dit vereist dat we de regel dat “groei gelijk staat aan goed” opzij zetten. We moeten durven werken op basis van waarden, waarbij we organisaties en resultaten niet reduceren tot een enkele KPI, maar onszelf zien als deelnemers in een complexe en evoluerende wereld. Dan worden ecologische impact en waarde voor de organisatorische context verankerd in alle beslissingen. Waarde voor de samenleving, klanten, leveranciers en andere belanghebbenden. Hierdoor kunnen we groene groei of betekenisvolle krimp bereiken.
Wil je hier verder over praten? Stuur pieter.vanderboog@elementalstrategy.com een bericht.